Een in een rood uniform gestoken postbode ploetert bij het schijnsel van een flikkerende gaslamp door de sneeuw in een van de straten van Londen. Het is 1870 en bijna kerst. In de zware tas die hij meezeult, zitten brieven en kerstkaarten. De postbode stopt bij een statig huis met een fraai versierde brievenbus. Met verkleumde vingers opent hij de klep en stopt de post er in. Wanneer hij verder loopt, blijft de klep door de aangekoekte sneeuw een beetje open staan. In het huis roept een van de kinderen: “Mam, het roodborstje is geweest!”
Rode rakkers
In Victoriaans Engeland droegen de postbodes een rood uniform. Deze plichtgetrouwe brievenbezorgers kregen hierdoor de bijnaam roodborstjes. Het duurde niet lang voordat er kerstkaarten verschenen met roodborstjes die de post bezorgden. Nu, ruim 150 jaar later, zijn het nog steeds de roodgekleurde vogels die onze kerstkaarten versieren. Omdat ik op het Haagse Groen al eens eerder over roodborstjes heb geschreven, wil ik vandaag een andere ‘rode rakker’ van de kerstkaarten in het zonnetje zetten: de goudvink.
Stierennekken
Goudvinken zijn ontzettend mooie en statige vogels. Het opvallend gekleurde mannetje heeft een rood-roze borst, een zwarte kap op zijn kop en blauwgrijze vleugels met zwarte vleugelpunten. Het vrouwtje is wat ingetogener gekleed maar minstens zo mooi. Net als het mannetje draagt ze een zwarte kap en zwarte vleugelpunten. Haar buik is daarentegen bruingrijs en de vleugels zijn wat minder sprekend blauwgrijs gekleurd. Als goudvinken vliegen valt hun helderwitte stuit goed op. De Nederlandse naam goudvink heeft ongetwijfeld te maken met het fraai gekleurde mannetje, maar de Engelse naam ‘bullfinch’ (stierenvink) past beter: het zijn plompe vogels met een stevige, dikke nek.
Goudvinken leven voornamelijk in bossen, parken en grote tuinen. Ze maken hun nest in de ondergroei. Voor de goudvink is het dan ook belangrijk dat bossen en parken voldoende lage struiken hebben en dat ze niet de kans lopen om door onze loslopende trouwe viervoeters gestoord te worden. Goudvinken leven van bessen en zaden. Met hun forse snavel zijn ze niet alleen in staat om stevige pitten te kraken, maar kunnen in het voorjaar en de winter ook grote aantallen boomknoppen verschalken. Bij fruittelers zijn het dan ook, ondanks hun betoverende uiterlijk, niet graag geziene gasten.
Zelf zien?
Zelf denk ik daar anders over en gelukkig kun je goudvinken in de winter geregeld in plantsoenen aantreffen. Ze zwerven een beetje rond en in sommige jaren komen er wat hogere aantallen dieren van elders overwinteren. Ook verschijnen ze soms op voedertafels. Vooral met wat zonnebloempitten kun je ze lokken. En als ze niet komen dan zullen ongetwijfeld de mezen en groenlingen er mee vandoor gaan. Ook leuk toch?
Nieuwsbrief
Via de nieuwsbrief blijf je op de hoogte van al het nieuws rondom het Haagse Groen.
Aanmelden